KNING
Stichting Kinderen en kleinkinderen Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea veteranen
 

Piet Stam, 35ste Hupva

Piet Stam en T Stoop Piet Stam en T Stoop


DRIE JAAR IN DE TROPEN

 

Toen Piet Stam in september 1946 op het land aan het werk was en hij de postbode hoorde roepen dat deze een belangrijke brief voor hem had, wist Piet dat de militaire dienst er voor hem zat aan te komen. Hij zal toen niet vermoed hebben dat hij drie jaar van zijn leven in de tropen zou moeten doorbrengen. 

De ouderlijke woning van Piet Stam staat aan de Zandweg, welke destijds gelegen was in de gemeente Oude Niedorp. Daar had zijn vader, in 1943 overleden, een gemengd bedrijf. De boerderij (nu: Zandweg 2) is er nog steeds maar staat wel op het punt om gesloopt te worden. Piet werd geboren op 12 maart 1927. Zijn  legernumrner somt hij na al die jaren  moeiteloos op: Mijn nummer was 27 03 12 237, niet zo moeilijk want de eerste zes cijfers geven mijn geboortedatum aan.

Voor de keur
De familie Stam was de oorlog redelijk doorgekomen. Piet had werk gevonden in het ouderlijke bedrijf. Op zekere dag was hij bezig op een stuk land naast de woning van Jaap Nieuwboer aan de Zandweg, toen de postbode langs kwam. Hij riep al van verre dat er een aangetekende brief voor hem was. Dat bleek een oproep voor de militaire keuring in Den Helder te zijn. Op de aangekondigde datum werden alle jongelui uit Oude Niedorp die een oproep ontvangen hadden gehaald en gebracht door een legerauto. Piet werd goedgekeurd. Gewetensbezwaren tegen een mogelijke uitzending naar Indië waren er bij de jongens niet. Piet terugkijkend: Er werd er maar één afgekeurd, want die huilde de hele dag. Hij kon blijkbaar moeilijk van huis.

De Opleiding
Al gauw kwam de oproep voor de militaire dienst. De opkomst voor de eerste oefening was op 27 januari 1947 in de Utrechtse Sijpesteijnkazerne. Daar was de opleiding voor de geneeskundige troepen. Dat was naar het zin, want Piet had zich hiervoor ook opgegeven. De reden om te kiezen voor hospik lag voor de hand. Zijn broer Henk zat al bij de geneeskundige troepen en was al eerder uitgezonden naar Indië. Maar bij de keuze speelde ook mee dat Piet goed tegen ziek en zeer kon. De opleiding duurde enkele maanden. Toen volgde een overplaatsing naar Eindhoven waar ze maar kort bleven, want het moment van vertrek naderde. Ze kregen eerst nog tien dagen vrij. Piet nam in Waarland afscheid van zijn familie en vertrok naar een dienstkameraad in Brabant, waar hij een nachtje kon overblijven. Daarna volgde de reis naar de haven van Rotterdam. Op 14 mei 1947 was het zover: het troepenschip de Volendam voer de haven van Rotterdam uit.

Op het schip
De reis duurde precies een maand. Op 14 juni 1947 kwamen de manschappen in Nederlands-Indië aan. Over de reis weet Piet het volgende: We hadden geen hangmatten maar stapelbedden, wel driehoog. Het eten aan boord was goed. Het leek veel op het eten dat je thuis kreeg. Op de heenweg hadden ze geen last van stormen. Wel was Golf van Biskaje een aparte ervaring, weet Piet nog: De zee ziet er daar rustig uit maar er zit een  eigenaardige draai in het water, daardoor werd iedereen toch zeeziek. Ter hoogte van de Middellandse Zee gebeurde iets vervelends. Eén van de soldaten werd ziek. Het bleek om hersenvliesontsteking te gaan. Zeer besmettelijk en de dokter vertelde: Bij een dergelijk ziekte moet je alle personen in een groep uit elkaar halen, maar op een schip is dat natuurlijk niet mogelijk. Daarom moet iedereen aan boord elke dag aantreden en dan krijgen jullie telkens een pil. De patiënt moest overgebracht worden naar een ziekenhuis. Maar Portugal weigerde deze opname en ook Italië wilde hem niet. Piet weet het nog goed: Uiteindelijk kon de zieke in Griekenland ontscheept worden. Met een bootje werd hij opgehaald en kon hij naar een ziekenhuis. Frappant was dat wij bij aankomst in Batavia een ansichtkaart van hem aantroffen met de beste wensen vanuit Holland. Bij de doortocht van het Suezkanaal probeerden veel parlevinkers hun waren aan de man te brengen. Toch was het oppassen geblazen voor je eigen spullen. Na het vertrek van de kleine bootjes, bleek er een pistool gestolen te zijn dat iemand bij een patrijspoort had laten liggen met de gedachte dat de hoge en steile scheepswand een niet te nemen hindernis zou vormen. Aan boord waren de gebruikelijke alarmoefeningen. Iedereen moest dan aantreden met zijn reddingsvest aan. Corvee was er niet. Wel moest je je eigen spullen en je bed netjes houden en als er iemand ziek werd, moest je zijn troep opruimen. Bij passeren van de evenaar kwam Neptunus, de god van de zee, aan boord. Op Piet heeft dat geen diepe indruk gemaakt: Het was geen grootse gebeurtenis met een ontgroening of zoiets. Er werden wel een paar man in een kuip gegooid, maar lang niet allemaal. Ik vond het belangrijker dat we ons einddoel naderden. Sabang was het eerste eilandje van Nederlands-Indië, dat we tegenkwamen. Iedereen  mocht toen even van het schip, dat was een welkome afwisseling.
Batavia. De eerste plaats die het schip hierna aandeed was de stad Medan, in het noorden van Sumatra. Hier gingen twee van de drie pelotons van boord. Het peloton, waartoe Piet behoorde, ging door naar Batavia op Java. Daar werden ze ingedeeld en kregen te horen wat voor werk ze moesten doen. Piet stond er op een bepaald moment nog alleen. Kan ik weer naar huis?, vroeg hij. Nee, jij gaat naar het laboratorium in een ziekenhuis in Batavia, was het antwoord. In deze stad bleef hij veertien dagen. Hij was ingekwartierd in een huis tegenover het ziekenhuis. Zijn werk begon met eerst drie dagen meelopen en kijken hoe het er allemaal aan toe ging. Daarna moest hij zelf aan de bak om bloed af te nemen. Piet herinnert zich nog een leuk voorval: Op een dag ging ik naar een patiënt toe. Ik vertelde wat ik kwam doen. Na afloop zei de patiënt, dat heb je netjes gedaan, mijn compliment. Je was mijn eerste patiënt, zei ik toen en dat heb ik maar niet van te voren verteld. De patiënt zei daarop, ik ben zelf arts en dat heb ik ook maar niet aan jou verteld. Een andere gebeurtenis was het bezoek aan zijn broer Henk die vlakbij Batavia was gelegerd. Piet liftte daarom naar Buitenzorg. Dat werd een tegenvaller want  Henk was op patrouille. Dus even later stond Piet weer aan de kant van de weg om terug te liften: Zag ik daar opeens een militaire vrachtauto langs rijden waar Henk op stond. Die was namelijk op weg naar mij. Ik hield meteen een auto van de MP (Militaire Politie) aan en die ging achter de vrachtauto aan. Die moest stoppen en de chauffeur vroeg, wat hij uitgehaald had. Ik kon alles uitleggen en een dag of drie was Henk bij mij in Batavia.

In actie
Al spoedig kreeg hij te maken met een militaire actie. Dat er wat aan te komen stond, merkte hij aan de  indeling van de groep militairen. Er was een arts bij, een sergeant en een aantal soldaten.  Daar stond Piet ook tussen, met als aantekening: bloedtransfusiedienst. Toen hij hierover uitleg vroeg, zei men: Jij hebt al eens bloed afgenomen, dan kun je het ook geven. Daar  kreeg hij ook te maken met de schaduwkanten van zijn rol als hospik. Bij anderen bloed afnemen en vervolgens aan zwaargewonden geven. Zo waren er bij een aanval drie  zwaargewonden. Die kregen plasma, maar daar was Piet niet zo bekend mee. Hij vertelt hierover: Maar door de plaatjes goed te bekijken, leerde je een hoop. Die dozen met plasma mochten pas open als het zover was. Toch maakte ik ze open want ik wilde weten hoe het spul er uit zag en hoe je moest handelen.
Over plasma weet Piet nog een ander verhaal te  vertellen: Onderweg kwamen we eens iemand tegen met een schotwond. De commandant gaf order om alvast plasma klaar te maken. Met de dokter ging ik naar de gewonde toe. maar toen bleek dat hij stervende was. Ik vroeg toen wat ik met dat plasma moest doen.  Geef maar aan iemand anders die het nodig heeft, was het antwoord. Nu kende ik een tbc-patiënt, een Hollander. Daar heb ik het aan gegeven. Het was in al die jaren niet altijd even makkelijk, merkt Piet op: Zo stonden we een keer voor een dilemma. Een been afzetten of  snel penicilline toedienen. Gelukkig ging er juist een vliegtuig over en met de radio konden  we contact maken. De piloot haalde penicilline op bij het vliegveld en kwam daarna terug. Met een parachuutje werd de penicilline gedropt. Door deze actie kon de soldaat gelukkig zijn been behouden.

Naar Sumatra
Na een paar weken in het ziekenhuis gewerkt te hebben, kwam er per  telefoon een oproep. Hij moest terug naar zijn onderdeel. Er mocht maar vijf kilo bagage mee. Zijn eerste gedachte was: We gaan door de lucht, want we mogen maar weinig bagage meenemen. De bestemming was onbekend. Dat bleek Palembang op Sumatra te zijn. Ze  gingen erheen met een Catalina, een watervliegtuig. Een aparte ervaring volgens Piet:  Palembang ligt aan de rivier de Musi. Dat is een grote rivier waar een watervliegtuig echter   maar moeilijk op kan landen, dat kon alleen door een grote bocht te maken. Ik zag dat de boordschutter zijn mitrailleur opstelde. Ik vroeg waarom hij dat deed. Hij vertelde dat ze door die bocht boven de andere zijde van de rivier kwamen en die kant was in handen van de  vijand. Maar zei de boordschutter, maak je geen zorgen, vroeger schoten die lui op ons vliegtuig maar ze weten nu dat ze gelijk een flinke lading terug krijgen. In Palembang woonden ze boven een magazijn van het Indische PEN, het elektriciteitsbedrijf. In het  ziekenhuis deed Piet geen laboratoriumwerk meer, maar was hij verpleger en ingedeeld bij de ambulancedienst. Als er iemand gewond was moest hij mee naar de eerste hulp. Het was   een gewoon ziekenhuis, waar veel soldaten lagen, maar ook burgers. Er was zelfs een  kraamafdeling. Piet weet nog: Daar moest ik dan de borelingen inenten. Maar dat was toch niks voor mij. Na drie maanden moest Piet met zijn peloton naar Noord-Sumatra. Daar aangekomen werden ze meteen zo’n honderd kilometer doorgeschoven het land in. Naar een plaats, Pematang Siantar geheten, net zo groot als Schagen. Daar kwam hij weer in het laboratorium terecht. Heel veel mensen kwamen hier om hun bloed te laten onderzoeken op malaria. Een minder leuke klus was het onderzoek naar geslachtsziekten. In Siantar sliepen ze in een leegstaande ziekenzaal. Piet maakte deel uit van de 35ste Hupva (Hulpverbandplaats afdeling). Tot het einde van de acties is hij hier gebleven.

Militaire artsen
De legerartsen waren gewone huisartsen, die hun dienstplicht vervulden in Nederlands- Indië. Zo was zijn commandant dokter Pool uit Hoogwoud. Piet was benieuwd hoe de indeling van een militaire geneeskundige eenheid ging. Het antwoord van de hoofdarts was: Als ik die 120 man moet verdelen en ze de juiste functie wil geven, dan kijk ik naar hun afkomst. Als het iemand is die thuis een boerderij heeft dan weet ik dat die goed met zijn vee omgaat, dan zal hij dus ook goed voor mijn mensen zorgen. Piet vertelt een gebeurtenis tijdens de eerste dagen van de  politionele actie: We waren ondergebracht in een tentenkamp met een soort noodhospitaal. Toen ik 's nachts bij de tenten op wacht stond, hoorde ik het geluid van iemand die tegen een scheerlijn aan liep. Ik maakte me zo klein mogelijk en ik dacht het zal vast wel een bekende zijn, maar je weet maar nooit. Toen die persoon langs me heen liep, schoot ik tevoorschijn en hield mijn pistool tegen zijn hoofd. Bleek het dokter Koolhaas, een oom van de bekende arts uit Dirkshorn, te zijn. Die was behoorlijk verrast, want de afspraak was om niet buiten de tent te komen, met de instructie: plassen doe je maar vanuit de tent en  drukken op een stuk papier.

De vuurdoop
Bij de tweede politionele actie kreeg Piet zijn vuurdoop. Hij vertelt over de schrik die hem toen overkwam: Met een landingsboot voeren we op de rivier  de Musi. Over de rivier was staaldraad gespannen, maar de genie blies dit met trotyl op. Opeens zag ik opspattend water voor me en ik besefte niet wat dat was. Wel schrok ik en bleef staan. Bleken het vijandelijke kogels te zijn. Een infanterist achter me schreeuwde: hospik, wil je dood? Hij gaf me een zet van achter tegen mijn knieën. Ik dook meteen naar  beneden, net op tijd. Een andere ervaring was bij een kampong langs de kant van de rivier. Vanaf de rivier gaf de politieboot vuur. In korte tijd stond het complete dorp in lichterlaaie en er bleef weinig van over. Verder op de rivier zijn we ergens geland en zagen nog duidelijker de gevolgen van oorlog. Maar gelukkig was het niet altijd zo erg. Wij hadden vaak met gewonde mensen te maken. Temeer omdat ik bij de bloedtransfusiedienst zat.

Naar de plantages
Soms moesten ze naar plantages in de buurt. Die hadden hun eigen bewaking. Zij gingen er heen om de bewoners te onderzoeken of om ze in te enten. Zo kwamen ze een keer op de rubberplantage Dolok Oeloe op Sumatra. Zij waren hier om de bewoners van deze rubberplantage in te enten. Dat waren er wel 4.000. Met zijn vieren inenten, betekende dat dus 1.000 mensen per man.
Een andere keer ging het richting een theeplantage. Daar moesten ze iedereen onderzoeken op malaria.

Geweld
In Indië verloor Piet ook collega's. Dat maakte veel indruk op hem: De eerste was een soldaat die omkwam bij een ongeluk met benzine. Hij hoorde bij de AAT (Aan- en Afvoer Troepen). Bij het schoonmaken van zijn auto, vatte een blikje benzine per ongeluk vlam. Door het vuur gegrepen, sprong hij achteruit maar stootte toen een ander blik om waardoor het nog erger werd. Een ander kwam om door vijandelijk geweld. Afkomstig van een ander onderdeel was hij uitgeleend aan ons als chauffeur. Op  een dag wandelde hij met een inlands meisje. Opeens komt er een plopper (Indonesische  vrijheidsstrijder, van het  Maleise woord pelopor) tevoorschijn uit de berm en schiet hem pardoes neer. Deze vrijheidsstrijder had het daarna op Piet gemunt. De kans daarop was groot want Piet kwam vaak bij een familie in de kampong over de vloer. Hij was dus bekend bij de vijand. Piet herinnert zich: Op een dag kwam ik bij deze familie en zie ik vier vrouwen zenuwachtig bij elkaar zitten, de sfeer was duidelijk anders dan anders. Ik vroeg wat er aan  de hand was en toen zei een van de vrouwen dat er iemand van de TNI (Tentara Nasional Indonesia, het nationale Indonesische leger) rondliep en ze dachten dat die mij moest  hebben. Gelukkig was er een oudere vrouw in deze familie en die zei: Piet, maak je geen zorgen, ik praat wel met hem. Later hoorde ik dat ze tegen deze plopper gezegd had, ik weet dat je Piet wilt hebben maar dan zul je wel eerst mij moeten hebben.

Het eten
Aan het eten heeft Piet geen goede herinneringen: Je kon kiezen tussen Indisch of Hollands eten. Het Hollandse eten kwam in balen aan, daar maakten  ze puree van en dat was slecht, een kleffe troep. Op een keer was het zo slecht dat we actie ondernamen. Een staking kon natuurlijk niet en daarom gingen we maar zondagsdienst draaien. Toen de dienstdoende dokter langs kwam, moest hij maar eens proeven. Piet over het resultaat: Binnen twee uur kregen we ander eten. Daarna werd het wel wat beter. Maar ja, wat wil je, de twee koks waren eigenlijk bakker. Hij koos daarom meestal voor Indisch eten, dat was wel goed. Naast het eten haalt Piet ook herinneringen op aan het biergebruik: Elke maand had je recht op twee liter bier en dat kreeg je in literflessen. Maar bij een actie van een maand kreeg je dubbel geld en dubbel bier. Dus als je terug kwam had je opeens veel flessen bier en ook nog meer soldij. Bier en geld bij elkaar en dan soldaten die vele dagen op patrouille geweest zijn. Dat is natuurlijk geen ideale combinatie, zeker met de vele publieke vrouwtjes in de buurt. Op het ziekenrapport zagen we de resultaten. Toen Koningin Juliana op de troon kwam kreeg iedereen een halve liter rum. Dat was een buitenkansje. Sommigen namen de rum mee naar de mandiekamer om die daar tijdens het wassen soldaat te maken. Een gezegde na afloop was, lekker gemandiet en van binnen goed gespoeld.

Soldij
Ze kregen 53 gulden per maand. Maar de regering van Nederland was wel zo wijs om in Indische valuta uit te betalen, want in Indië was de gulden maar de helft waard. Het verschil zag je bij het opgestuurde Hollandse tientje van thuis. Als je dat bij het postkantoor inwisselde voor Indische guldens, dan kreeg je het dubbele, dus twintig Indische guldens. Nog een bijzonderheid: van die 53 gulden werd door het leger tien gulden ingehouden. Die kreeg je terug als je weer in Nederland was en was bedoeld voor nieuwe kleren. Voor Piet  Stam kwam dat neer op 300 gulden. Terugkijkend, veel te weinig voor nieuwe kleren want niets paste me meer na die drie jaar.

Ontmoeting met de TNI
Een keer is Piet bij de tegenstander, de TNI, de naam van het leger van de Indonesiërs, op visite geweest. Dat zal wel na de wapenstilstand geweest zijn. Het was een bezoek aan hun legerplaats, het bleek een soort kamp te zijn. Een memorabele gebeurtenis, vindt Piet nog steeds: We noemden ze blauwpijpers omdat ze een blauwe broek droegen. Op een dag kwam er een patiënt bij hen vandaan. Die was de  volgende dag dood. Geelzucht. Maar de volgende dag kwam er weer een. Dat gaat niet goed, zei de dokter. Met nog twee soldaten moesten we dat kamp van de TNI inspecteren en dan vooral kijken hoe de hygiëne was. Over hun bezoek waren afspraken gemaakt en ze gingen er met de jeep naar toe. Het bleek allemaal mee te vallen. Het zag er allemaal goed uit en er was gelukkig niets aan de hand en de hygiëne was goed. Wel viel mij iemand van de TNI op, die de telefoon bediende en steeds maar weer het woord merdeka (vrijheid) in de hoorn zei. Iets anders had hij zeker niet te melden. Nu was er in de buurt een prachtige waterval. Die wilde het drietal graag zien. Dat mocht, maar ze moesten wel op een bepaalde tijd vertrekken en de route werd vastgesteld. Met zijn drieën stapten ze in de jeep. Maar toen kwamen ze een auto van de vijand tegen. Piet vertelt: We werden aangehouden en ze vroegen of we verdwaald waren. Toen bleek dat ze helemaal niet wisten dat wij permissie hadden om daar te rijden. Maar het liep gelukkig goed af. Al zat de schrik er goed in, zeker toen die TNI'ers zeiden dat ze ons voor hetzelfde geld neergeknald hadden. Piet en zijn collega's mochten doorrijden naar de waterval. Een indrukwekkend gezicht mede omdat er een grote brug vol soldaten was. Van de TNI kwam nog een bijzonder verzoek, willen jullie even langs die rij lopen, want jullie zijn bij de vijand op visite. En onze mannen zijn benieuwd naar jullie. Bij terugkomst was de dokter woedend: Jullie hadden wel gevangen genomen kunnen worden. Piet reageerde laconiek: Na vijf weken worden we toch weer uitgeleverd en zouden we weer terug kunnen. Dat doen we toch ook met hun soldaten. Maar je bent wel vrijwillig heengegaan, mopperde de dokter nog.

Ontspanning
Bioscopen waren er genoeg in Indië. In het plaatsje waar Piet was, waren er wel drie. Daarnaast voerde het personeel van het  ziekenhuis een toneelstuk op. Daarmee gingen ze dan andere onderdelen langs. Piet mocht mee voor opbouw en afbraak van de decors: Een leuke tijd, maar we moesten wel voor elven weer binnen zijn, dan was het spertijd. Probleem bij de rolverdeling was wel dat er weinig vrouwen waren. Slechts één verpleegster deed mee, een mannelijke soldaat speelde de andere vrouwenrol. Dat gaf na afloop nog een hoop gedoe, weet Piet: Van de bos  bloemen kreeg de verpleegster maar één bloem maar de mannen daarentegen werden rijkelijk beloond met sigaretten. Sporten kon je volop, zoals volleybal en voetbal. Er was zelfs een competitie tegen andere onderdelen zoals AAT en infanterie. Piet was zelf geen actieve voetballer, maar mocht wel graag aanwezig zijn bij de wedstrijden. Maar dat was niet altijd leuk, vertelt hij: Op een keer was er een voetbalwedstrijd tegen een inlandse club. Komt er een plopper aan en die zette zijn mitrailleur erop. Gevolg: drie doden en vele gewonden. Zondags gingen ze naar de kerk. Er stond een echt kerkgebouw met een toren. De klok in de toren viel Piet op en herinnerde hem aan thuis: Of je nu de Waarlandse klok hoorde of die in Batavia, ze hadden alle twee dezelfde klank. Na kerktijd leek het wel een reünie. Je kwam dan buiten Waarlanders en Velders tegen, zoals Dirk Stoop, Piet Bruin, Jaap Pater, Siemen Dekker.

Tweegesprek
Piet had altijd wel zijn woordje klaar en reageerde vaak ad rem. Een crosstalk met een sergeant over de inzet van de EHBO is daar een voorbeeld van. Bij een voetbalwedstrijd kreeg iemand een ongeluk en lag zijn been open. Sergeant: waarom doe je niets. Piet: ik kan niks doen, want ik heb geen spullen bij me. Sergeant: maar je bent toch hospik. Piet: ik hoor in de verte geweervuur, waarom ga je er niet op af, want je hebt toch een kanon in het embleem op je revers.
Op Sumatra gingen ze met de vrachtauto naar de kerk. Piet zat in het kerkkoor en ze moesten tijdig aanwezig zijn. Uit de kerk ging het koor op de koffie naar het naast gelegen klooster.

Het thuisfront
Thuis in Waarland was het Thuisfront actief. Dat was een groep die  brieven over het wel en wee in het dorp schreef. Dus af en toe kreeg je een brief van ze, o.a. van Trientje Ruiter. Leuk om te horen hoe het thuis was. Soms liet het waarheidsgehalte te wensen over. Zo was broer Henk een keer gestruikeld bij een volleybalwedstrijd, waarschijnlijk vanwege malaria. Dat schreef hij ook naar huis. Dat raakte dus bekend in het dorp. Maar in de brieven van het thuisfront kwamen daar toen praatjes van in de trant: Nu kom je wel gauw naar huis omdat het met je broer zo slecht gaat. Niet zo opwekkend, want Henk kreeg pillen en was er allang weer bovenop.

Op het end
Bij het Tobameer had het leger een vakantiehuis. Daar mochten de soldaten heen voor een week verlof. Thuis heeft Piet een foto waarop ze bij het prachtige Tobameer staan. Ook werden ze vereeuwigd bij de Status Quo lijn. Dat was de grens tussen het gebied van het Nederlandse leger en dat van het TNI. De vijandelijkheden liepen toen al op hun einde. Toen de acties echt afgelopen waren, zat Piet op een buitenpost. De geneeskundige groep ging toen de kampongs langs om te kijken of ze de bevolking konden helpen, bijvoorbeeld bij het verbinden van wonden. Of om malariapillen te geven, drie per dag, voor 's morgen, 's middag en ’s avonds in te nemen. Ze kregen er 15 per persoon, dus voor vijf dagen. Piet zag het resultaat: Maar je zag dat ze de pillen buiten gingen uitdelen aan anderen. Dat moest je dan weer opnieuw uitleggen. Over malaria weet Piet nog een bijzonder verhaal te vertellen: Vaak stond bij de ingang van een huis een grote ton met water. Onderaan was een gaatje met een stop. Als je die er uit haalde stroomde het water er uit en daarmee wasten ze hun voeten. Dat was wel nodig want ze liepen op blote voeten. Maar in die ton bleef veel water achter en dat was een goede plek voor malariamuggen. We kieperden daarom de ton om en dan krioelde het van de malarialarven. De mensen hadden er geen benul van dat die larven de oorzaak van malaria waren.

Naar huis
Op 12 maart 1950, op zijn verjaardag, vertrok het peloton van Piet Stam voor de terugreis naar Batavia. Ze gingen met een Chinese boot. Nu zijn Chinezen kleiner, dus de ruimen en gangen van het schip waren niet zo hoog, daarom stootte iedereen zijn hoofd. Na korte tijd waren er al twaalf hersenschuddingen. In Batavia werden ze na een paar dagen ingescheept op het schip de Goya. Het afscheid van Nederlands-Indië was in stijl. Uit de portemonnees werd het geld gehaald dat nodig was voor souvenirs. Daarna gingen de portemonnees op een hoop en daarvan werd drank gekocht. Piet lachend: Genoeg om iedereen dronken te voeren. Op de terugreis was er aan boord een enkele keer film. Toen was er ook veel meer te beleven dan op de heenreis. Zo was de leiding van de 7-december divisie aan boord. Ze speelden dan het spel hersengymnastiek tegen elkaar. Het publiek aan boord genoot. Dan was er nog een storm op de Middellandse Zee. Of ik het erg vond? Ik  vond het een pracht, zei Piet. Op 6 april 1950 was Piet weer thuis, na drie jaar in Nederlands-Indië geweest te zijn. Zijn broer Henk was al eerder thuis gekomen. Het  comiteetje van ontvangst stond voor hem klaar op het erf. De fanfare verzorgde de muzikale klanken. Buurman Jan Bruin was lid van de fanfare en speelde mee. Toen ze het Wilhelmus speelden, stond Piet in de houding en salueerde. Jan Bruin zei later: Je handen trilden, ik hield mijn hart vast voor je woordje daarna. Maar ik heb nog nooit zo 'n goede toespraak gehoord. Toen kwam het welkom namens de buren door Lou Poland. Hij overhandigde een Gero Zilmeta bestek. Van het ministerie kreeg Piet een maand vrij reizen. Daar heeft hij ook gebruik van gemaakt. Daarna ging hij weer thuis wonen en kwam weer op het land te werken. Dat werd later Houthandel Eecen in Oudkarspel. Hier werkte hij aan de vervaardiging van keukens.  De militaire dienst was echter niet afgelopen. Piet moest wel drie keer op herhaling en bracht het zelfs tot korporaal. Dan was er nog elk jaar een reünie met de dienstkameraden van vroeger in Arnhem. Piet hierover: Dat was altijd een leuke dag met het ophalen van veel herinneringen. Maar het is nu gestopt, omdat het aantal deelnemers de laatste jaren erg terug liep.

Terugblik
Drie jaar in een ver vreemd land. Piet kijkt, ondanks dat, met een goed gevoel terug: Toch waren het drie mooie jaren, de natuur in de tropen is fantastisch. Wel was het omschakelen bij terugkomst moeilijk Een voorval illustreert het: Ik ging lopend naar buurman Gert Jansen om de krant weg te brengen. Toen kwam er iemand op de fiets achter me aanrijden en ik schoot meteen in de berm. De angst dat je zo neergeknald kon worden, zat er diep in. Dus altijd opletten dat er geen mensen achter je liepen. Ik was een keer in 't Veld, er was vuurwerk, met bijbehorend geknal. Ik wist niet hoe gauw ik weg was. Maar op het end raakte het wel over, besluit Piet. Terug in Waarland was er nog de overweging om te emigreren naar Nieuw Zeeland. Ook zijn broer Henk had daar veel zin in. Maar ja, ze kregen alle twee  verkering en het bleef bij plannen maken, hoewel Henk later toch de grote stap waagde. Piet trouwde in 1956 met Truus Korver uit Heerhugowaard-Noord. Ze kwamen te wonen in Waarland.

Piet Stam is op 27 oktober 2013 overleden in het bijzijn van zijn kinderen..